Voor al ‘t goud da ‘k niet kon delven en al die perels die ‘k nooit kocht zoveel spijzen die ‘k nooit proefde, zoveel wijn die ‘k met drinken mocht voor de walsen die ‘k nooit danste, voor de dichters die ‘k nooit las de liefdesbrieven die ‘k niet stuurde en al die hunker die nooit genas
zing maar zing maar ongestoord, met hert en ziele zing maar voort
naar die verre sprookjeslanden hè’k altijd vrucht’loos gesmacht naar die zwoele koninkrijken zo van duizend en één nacht ‘k zag nog nooit de piramiden nooit kreeg ik den evenaarsdoop ‘k voer nog nooit op d’ Amazone nooit langs Kaap de Goed Hoop
zing maar zing maar ongestoord, met hert en ziele zing maar voort
zoveel vrouwen die ‘k nooit kuste, zoveel liedjes die ‘k vergat zoveel vuur da’k niet kon blussen, zoveel gebeden die ‘k niet bad zoveel lieve Eva’s-dochters mij compleet voor goed ontgaan zoveel zoetige zaligheden, zoveel minne, zo onvoldaan
zing maar zing maar ongestoord, met hert en ziele zing maar voort
zo gevangen en vastgeklonken, lijf en leden stroef en stram ‘t arme zieltje wil gaan vliegen maar zijn vleugeltjes zijn lam ‘t arme hoofd droomt van Cocagne, ‘t allerliefst’ luilekkerland ik zeil al eeuwen naar Ithaca, ‘t paradijs aan den overkant
zing maar zing maar ongestoord, met hert en ziele zing maar voort