Hebt je ’t geluk van lange te leven en heb je je tijd hier wel besteed, heb je hard gewrocht en gewroet al je dagen, maak dan maar stille je pakje gereed.
Ook als je ’t nie vraagt gaat hij wel komen misschien maar ’t jarent, misschien vannacht. Zij je rijk of arme, groot of kleene, wat vroeger of later zijn we d'r al verwacht
En je moet dan allene, zo moedermens allene, en niemand om met je mee te gaan: noch vader noch moeder, noch kind, noch vrouwe, ’t is dan da j’ op joen eigen bene moe staan
O Groten Here van hemel en aarde, ‘k ben zo benauwd, geef mij je hand en breng mij weg, maar heel voorzichtig naar ’t verre wonderbare land.