In de jaren twintig dertig Leefd' alhier in 't vlakke land Nen artist in hart en nieren Nen kloeken telg van 't vlaanderland Daniel kapte grote beelden In blanke marmer en graniet Ie boetseerde en ie moeleerde Nen handiger'n duvel bestond er niet
Maar wat wil 't volk van 't arm vlaanderen Nen platte steen voor op zijn graf Laat die artiesten maar creveren Koop ze maar liever nen bedelstaf Bie Permeke en bie Verschaeve Verdiende Daniel dan zijn brood Ie kneedde de klei tot Lieven Heren Of ferme vrouwen, naakt en bloot
En een brood mag j' iedereen geven Maar nooit niemand geen slechte raad Naar het oosten trok toen Daniel Wist er van den Duits geen kwaad En daar kapt' ie en boetseerde Naar 't antiek griekse model Germaanse heiden en heldinnen In een blinkend marmeren vel
Ach ik leefde in de wolken In Arno Brekers atelier Ik heb met Goebbels nog pinten gedronken In een oud berlijns cafe Wist je dan echt niets van die wapens En van de fuhrers duivels plan En van die onschuldige jodenkinderen Daniel wist je daar echt niets van
Ach ik wistte niets van Dachau En van Auschwitz al evenmin Maar dan is mijn herte gebroken Ben ik gestorven diep binnenin Achter tralies he 'k dan gezeten Met mijnen honger en mijn groot verdriet Naar Argentinie uitgeweken Mijn vrouw en mijn hope, met meer niet
Pottenbakker is ie daar geworden In een nederig werkmanskleed Om zijn ziele te doen genezen Dag en nacht de klei gekneed Daniels huis stond wagewijd open Met arme luizen zijn brood gedeeld En zo is daar ook den tijd verstreken Den tijd die alle wonden heelt