Als ik zing met 't accent van mijn streke 't Is de zee die zijn zout achterlaat Als 'k mijn woorden soms kraak en breke 't Is de storm die de dijken slaat 't Is de wind die hier holderdebolder Ongenadig de dorpen deurraast En 's winters langs duinen en polder De sneeuw in ons oren blaast Hoort hem de straten deurjagen Hoort zijn geklop en gebuis Wat moe j' gie zo eindloos klagen Gie wind die zo waait rond mijn huis
Ik herken de vertrouwde gezangen Van vissers op 't ver Iseland En 't vloeken en 't zeer en 't verlangen Naar vrouwe, naar kinders en land 't Was lastig om hier t' overleven Arm volkske, ruw en ongeschoold Waar zijn de trimards nu gebleven Te voete naar Frankrijk getjoold Of voorgoed dan maar afscheid genomen Dag vader, dag moeder, dag lief 'k Zal ooit nog wel werekomen Uit Canada als 't God belieft
Ik zing voor u, frontsoldaten Uit den oorlog van veertien-achttien Van land en keuning verlaten Zelfs uw grafsteen wierd niet ontzien Kan een lied ooit naar eerde smaken Kan een tale wel geuren naar gras Zit er bloed in de kleur van een sprake Ons vlaams, ons vlammend geel vlas Ook voor u, mijn gestorven nonkels Arthur en Hector, merci Twee taaie nooit klagende kompels In de putten van de walepays
Volk van oranje in 't noorden Vriende, lach nie gelijk zot Om al onz' antieke woorden Bespaart ons uw goedkope spot Als Holland in weelde kon leven Wierd Vlaanderen leeggeroofd Voor Alva was 't bibberen en beven En knikken met gebogen hoofd En zo is 't hier eeuwen gebleven Onder keizer, prins of prinses In 't Spaans of in 't Duits, om 't even De verdrukking was onz' meesteres
Wie stond aan den bakkersoven In de kelders van Brussels noblesse Wie diende de heren van boven Wie was stalknecht en wie de kokkes Pigeon d'Or, La Couronne, l'Espérance Was de naam alhier van 't café Vive le roi et le vin de France Het klonk schoner in 't Frans, santé De cantates waren lang al vergeten D' instrumenten nie meer bespeeld De stemme vroegtijdig versleten En d' handen gekloofd en vereelt
Aan Vlaanderens verstrooide kinderen Voor den honger die u zwerven deed Voor het heimwee dat ooit wel zal minderen Ook aan u is mijn liedje besteed En voor d' eeuwenlange ellende Van mijn volk uit 't platte land Nen klaagzang haast zonder ende Uit dit stuk van 't oud Nederland Maar w' hernemen nu d' oude gezangen Dichten en zingen ongeremd Hoort nu ons eindloos verlangen D' instrumenten zijn were gestemd