Vannacht is juffrouw Nifterink gestorven Het was 't hart, haar hond zit voor de ramen Het stomme dier - ze waren altijd samen Hij heeft haar hele eenzaamheid georven
Want vijftig lange jaren leefde zij alleen Maar dapper, weet u klagen deed ze niet Ze was veel te blijmoedig voor verdriet En eer ze eraan toe kwam, ging zij heen
Ze werkte heel haar leven bij de post Waar ze - blijmoedig - iets sorteren moest In de vakanties ging zij altijd naar Soest In zo'n pension, waar het zo weinig kost
Zij hield van boeken met een vleugje romantiek Haar strijd heette de Anti Vivisectie Bond Bij al die wreedheid dacht ze aan de hond En voor de hond was zij blijmoedig fanatiek
Met ons Oranjehuis leefde zij innig mee Zij liet de radio maar zelden onbeluisterd O, menig hoorspel heeft haar blik verduisterd Dan viel er soms een traantje in haar thee
O juffrouw Nifterink, wat was uw leven goed Wat was het Omo-wit stil en onbeduidend U zong uw liedje zacht, maar 't klonk welluidend De hemel weet wel, hoe het verder met u moet
Wat fascinerend, dat u nu een engel bent En dat u zweven kunt. U was zo corpulent.