Ik zag een man op de tv die huilen moest Hij stapte huilend van ontroering door een gat Een gat dat in een muur gehakt was midden in Berlijn De tranen drupten langs zijn kin Zijn gezicht was verkrampt door Oud verdriet en nieuwe hoop Endlich, zuchtte hij, Endlich frei De oorlog was voorgoed voorbij Ongelooflijk, dacht ik, ongelooflijk
Ik zag een vrouw op de tv die huilen moest Ze stond te huilen bij de Brandenburger Tor Waar een jaar daarvoor nog grenswachten stonden En hekken met prikkeldraad De vrouw was destijds van oost naar west gevlucht Nu werd er een feestelijke parade gehouden Er waren toespraken en muziek En iedereen juichte Ongelooflijk, dacht ze, ongelooflijk
Ik zag een kind op de tv dat huilen moest Ze huilde zacht maar hartverscheurend, wit van angst Ze keek ontredderd naar de stukgegooide ramen en De ingetrapte deur van het vluchtelingenpension Waar ze woonde Waarom werd haar vader geslagen en Haar moeder getrapt? Waarom riepen die boze mannen Dat Duitsland voor de Duitsers was? Ongelooflijk! Ongelooflijk!