(Voor de Indiaanse onderwijzer Robert Smallboy, die in 1968 met zijn leerlingen het uitzichtloze reservaatbestaan in de Canadese staat Alberta ontvluchtte om op een onbekende plek in de Rocky Mountains naar de tradities van hun volk te kunnen leven)
Ik wil je iets vertellen Een waar gebeurd verhaal Al lijkt het op een sprookje Ik geloof het helemaal Het gaat over een jongen Een kleine Indiaan Hij is met honderd kind'ren De bergen ingegaan
Ze woonden met hun ouders In een reservaats-gebied Dat is een soort gevangenis Eruit mogen ze niet De kinderen, die speelden Altijd achter dat hek Tot op de dag dat eentje zei: "He, jongens, ik vertrek!"
refr.: Zijn naam is 'Kleine Jongen' Hij is een Indiaan Hij is met honderd kinderen De bergen ingegaan
Hij zei: "Ik heb gelezen Hoe of het vroeger was Dit hele land was eens van ons Ze namen het ons af Maar ik weet ergens bergen Daar vinden ze ons nooit Daar kunnen we gaan wonen Dat deden we toch ooit?
We zwieren vroeger jaren Zo vrij door de natuur We waren zo gelukkig Kom mee, dit is het uur!" En zo zijn ze vertrokken Bij pony's op de rug Ze namen al hun spullen mee En kwamen nooit meer terug!
refr.
Na twee jaar kwam een briefje Van 'Kleine Jongen' aan Hij schreef dat het zo goed ging Dat zwervende bestaan Toen zijn ze ze gaan zoeken De krant en de teevee Het leger, de politie Ja, iedereen zocht mee
Maar 't volk van 'Kleine Jongen' Dat vinden ze niet meer Het Rotsige Gebergte Verstopt hen altijd weer Soms zit ik weg te dromen En lijkt het me zo fijn In 't Volk van 'Kleine Jongen' Een kind te mogen zijn...