Je ogen lijken zonnen van koper. Je hebt wat van Johannes de Doper. Je hebt de blik van een wereldhervormer. En kijkt of je de hemel gaat bestormen.
Toch lijk je schichtig als een dier. Want de mensen kijken je misprijzend na. Omdat jij hun nette avenue ontsiert. En ze mompelen zacht: "'t Wordt hier Zwart Afrika"
Maar wij zijn eender, jij en ik. Wij zijn eender, zwart en wit. Je moet het in je eigen hart bekijken. Want wie zijn eender, jij en ik. Wij zijn eender, zwart of wit. Of je wil of niet, we zijn elkaars gelijken.
Je handen zij als varens of palmen. Je stem, een kathedraal vol psalmen. En als je loopt, swingen stenen uit de straten. En als je lacht, verbleken zelfs fanaten.
Maar nog steeds word jij gezien als een defekt. Is dat angst of razernij of nog iets meer? Als ik jou zie, denk ik echt niet opgewekt. Dat we eender zijn, misschien ben jij wel méér.
Maar wij zijn eender, jij en ik. Wij zijn eender, zwart en wit. Je moet het in je eigen hart bekijken. Want wie zijn eender, jij en ik. Wij zijn eender, zwart of wit. Of je wil of niet, we zijn elkaars gelijken.
Want als het regent, word ik nat als jij. Als de zon schijnt, jij en ik weer blij. Als jij een vriend verliest, ben jij als ik verloren.
Want wij zijn eender, jij en ik. Wij zijn eender, zwart en wit. Je moet het in je eigen hart bekijken. Want wie zijn eender, we zijn eender We zijn eender, we zijn eender. Jij en ik!