Net nu de dagen langer worden. Net nu het eerste groen verschijnt, dwars door de bladeren die verdorden, Net voor de winter stil verdwijnt. Net nu de knoppen staan te springen om van de wereld wat te zien. Net nu de vogels zich verdringen, om d’ eerste plaats in de top tien. Net nu de kalveren weer springen, tegen een lucht vol lentegeur. Juist nu kan ik moeilijk zingen, nu met het afscheid voor de deur.
Nu jij moet gaan, nu jij moet gaan, nu jij moet gaan, nu jij moet gaan, nu jij moet gaan.
Net nu ik jou begin te kennen, zo vaak wist wat je zeggen wou. Ik aan je stijl begon te wennen, die zo heel typisch is voor jou. Je slenter langs de avondvijvers. Je monologen tot een zwaan. Je was meer bij de achterblijvers die vaak alleen naar huis toegaan. Net nu je jong bent als de lente en wij nog zoveel willen doen. Nu koester ik deze momenten en hou ze vast als noodrantsoen.
Nu jij moet gaan, nu jij moet gaan, nu jij moet gaan, nu jij moet gaan.
Net nu het mooiste nog gaat komen. Net voor de grote hoogtij dag van ’t leven met haar wilde stromen je eindelijk ziet wat je nooit zag. Net nu mag jij niet langer blijven het lijkt oneerlijk, harteloos. Ik wil het einde wel verdrijven of slaan als op een blokkendoos Ik wil nog zoveel lieve dingen, waaraan ik vroeger niet eens dacht. Ik zou de tijd willen bedwingen en blijven horen hoe je lacht.
Maar jij moet gaan, jij moet gaan. Ja jij moet gaan, jij moet gaan. Jij moet gaan. Jij moet gaan.