Op grauwe dagen is 't leven wel te dragen Dan gaat het naar verhouding nog 't best Als 't stormt vanuit het westen En de meeste mensen binnen zijn Dan gaat het relatief nog niet zo rot Maar als ik de vogels in het struikgewas hoor fluiten En de mensen gaan in korte broek naar buiten Dan springt 't op m'n nek en grijpt 't naar m'n strot
Je loopt bijvoorbeeld door 't park En daar zit een vrouw met een stijf been Die een hondje bij zich heeft met maar drie poten Dat omvalt als je 't aait Of je bent op weg naar Zandvoort en je zit vast in het verkeer En de auto voor je, heeft zo'n handje op een veer Dat naar je zwaait
Op grauwe dagen is 't leven wel te dragen Dan sta ik best wel stevig in m'n schoenen Maar als ik in de regen twee pubers zie staan zoenen Dan is mijn dag alsnog naar God Zo'n veldslag van twee beugels en twee tongen 't Gestuntel van zo'n meisje en zo'n jongen Weerloos in de handen van 't lot
Mijn leed is een hond met een zakdoek om z'n nek 't Is m'n moeder, die op sjiek, bij Van der Valk eet 't Is een stropdas met pianotoetsen 't Is een rondvaarboot die Ronald Koeman heet Mijn leed is een naakte vent op rolschaatsen die door 't park rijdt Met een veter door z'n reet 't Is alledaagse treurnis, mijn leed
't Is geen sterven van de honger Geen kreperen van de pijn 't Is geen rennen voor de oorlog Mijn leed is relatief klein 't Is geen slepende ziekte Geen gat in de grond Mijn leed is zoals ik ben Mijn leed is klein en blond