Kleine Jan wou voetbal spelen "Moeder", zei hij, "mag ik gaan?" En de bal in bei z'n handen Bleef hij bij haar ziekbed staan Even trilden moeders lippen Ach, hoe piepte moeders borst Zachtjes hoorde 't ventje staam'len "Jongen, moeder heeft zo'n dorst"
refr.: En buiten riepen z'n makkertjes "Zeg Jantje! Zeg, kom je nou haast We gaan dat lollige spel weer spelen Dat lollige balspel van laatst"
"Moeder, 'k zal je drinken geven" Jantje lei z'n voetbal neer Haastig liep-ie naar de keuken Kwam met een glas water weer Moeder sloot bedroefd de ogen Schudde zwakjes met haar hoofd "Vader", zei ze, "heeft vanmorgen Sinaasapp'len me beloofd"
refr.
Jantje schrok, wat kon dat wezen? Vader was een jaar al dood En ze leefden nu al maanden In de allergrootste nood Dagen was er al geen geld meer Sinaasapp'len kostten duur Die goedkope, van beneden Waren slecht en naar en zuur
refr.
Eensklaps schoot hem iets te binnen En hij greep z'n voetbal op Toon, een buurjongen van boven Wilde 'm kopen voor een pop Als-ie zoveel geld bijeen had Honderd centen! Wat een schat Kon-ie de mooiste app'len kopen Die de groentewinkel had!
refr.
Heel voorzichtig sloop toen Jantje Met z'n bal de kamer uit Toen-ie na 'n kwartier terugkwam Had-ie 'n mandje vol met fruit "Moeder! Kijk me nu eens aan" Maar 't bleef stil, z'n moeder keek niet Rustig was ze heengegaan
refr.
In de woning van klein Jantje Hingen de gordijnen neer Zwarte mannen, naar en somber Liepen haastig heen en weer En er kwam een zwarte wagen En er kwam een zwarte kist Eind'lijk kwam ook kleine Jantje Van wiens offer niemand wist
En buiten stonden z'n makkertjes Heel ernstig en droef bij elkaar En namen netjes de petjes af Voor Jannemans moedertjes baar