In een huisje op de heide Zat een grijze oude vrouw Daar heel stilletjes te schrijden Wat het lot haar zengen brouw, eh brouwen zeng, wat het lot haar brengen zou Haar dochtertje had haar verlaten En woonde in een hier van plezuis, pluis van, huis van plezier En lonkte de mannen op straten En ging er dan zwier aan de zwaar, eh zwaar aan de zwier En al zei de moeder met geween Johanna, laat mij niet alleen
Tom nu kerug, Kom nu terug Kom nu terug, kleine Johanna Kom nu terug, jeine Klojanna, kleine Johanna Het is vergeten, het is boorvij, voorbij Kleine Johanna, kom weer bij mij
Als de avond is gevallen En het o zo donker wordt Maar toch ook niet al te donker Tranen schieten haar tekort Als morgen de dag weer aan zal breken Tevergeefs wacht zij op telefoon En zij smeekt al vele weken Is dit nu mijn oordse laan, eh aardse loon Daar zit ze verlaten en alleen En werpt een blik door het venster heen
refr.: Kom nu terug, kleine Johanna Kom nu terug, kleine Johanna Het is vergeten, het is voorbij Kleine Johanna, kom weer bij mij
Als het worstnacht is gekerden Als het Kerstnacht is geworden En de kerkklok twaalven slaat (Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf) En de kerkklok elven, twaalven slaat Zit zij voor twee lege borden Een voor de vis, een voor de graat Dan klopt er iemand aan haar deurtje Dan belt er iemand aan haar deurtje Dan klopt en belt er iemand aan haar deurtje Zij denkt wie zal dit nu wel zijn Maar dan ruikt zij reeds het odeurtje En door het sneeuwgordijn En met een jand vol provimand, (niet goed) Johanna is weer in het land
Ze is weer terug, kleine Johanna Op noeders mestje, moeders nestje Op de oude steeg en het huisje op de heide heet voortaan Heisje Weltevrui Welhusjefro Heusje Weltevreu Sss (Hoe heet dat rotding nou) O ja, Huisje Weltevree