vooral als ze een gehaakt kleedje draagt waar bijna haar borsten doornippen en wanneer ze blootsvoets trappelend de kamerplanten geeft één dop groen in één emmer water één lap bruin vel achter grijze ramen en vooral als ze geurt naar zoet zweet en hij weet terwijl ze haar oksels scheert dat hij mag toekijken vanop de badrand
wil je niet bij me blijven het is buiten koud en de honden bijten wil je niet op me waken want de boeman door de straten
de kamer blank de vloer parket en vooral geen stof vooral nooit stof want beiden hebben ze een hekel aan stofzuigen het enge ding dat de vorige dag waar zo hard is op gezwoegd en door elkaar schudt in een ordinaire zak zand wast makkelijker dan bloed
ja, ga niet weg vannacht ‘k heb me zo hard voor je uitgesloofd
mager beestje leeft in de stad ver van recyclagemannen kinkels uit het boerengat
ja, ga niet er is niemand die op je wacht en je hebt het me beloofd
slaap je? ik kan niet slapen als ik niet naast je lig eet je? ik kan niet eten als ik niet naast je zit werk je? ik kan niet werken als je niet naast me staat leef je? ik kan niet leven als ik niet naast je slaap de nachtkamer overdag leeg maar ‘s nachts herleefd met regen als messen vuur als glas verval op flessen verdronken gras
wil je niet voor me lezen want de woede heeft het gemunt op deze
wil je niet warmte geven want de nachtschade heeft het land betreden
dit is het geheim dat in het hart versmolten ligt in een verbloemde romance van een zichzelf uitgommend gedicht
ja, ga niet weg vannacht ‘k heb me zo hard voor je uitgesloofd
mager beestje gaat nooit weg de recyclageman grasduint liever door haar tepelhof
ja, ga niet er is niemand die op je wacht en je hebt het me beloofd
de recyclageman grasduint liever door haar tepelhof bevrijd me uit mijn straf van twintig jaar verveling en tien jaar pijn pijn door dood pijn door liefde pijn door het ontegensprekelijke gevoel dat pijn pijn doet en niet eerlijk is en dat pijn enkel overgaat in andere pijn
wil je niet naast me slapen want daarbuiten valt alleen pijn te rapen
woorden zijn maar woorden zolang ze niet herschreven worden in voor- en tegentaal
wil je niet het doet er niet toe want bij jou kan ik leven en hoe en hoe ja, ga niet weg vannacht ‘k heb me zo hard voor je uitgesloofd
mager beestje leeft in de stad ver van recyclagemannen kinkels uit het boerengat
ja, ga niet er is niemand die op je wacht en je hebt het me beloofd
slaap je? ik kan niet slapen als ik niet naast je lig eet je? ik kan niet eten als ik niet naast je zit werk je? ik kan niet werken als je niet naast me staat leef je? ik kan niet leven als ik niet naast je slaap
en kreeg ik de kans dan deed ik het opnieuw en kreeg ik de kans dan deed ik het opnieuw en kreeg ik de kans dan deed ik het opnieuw