We visten uit vriendschap, jij en ik zo vaak als mogelijk was We visten in Loosdrecht op de wijde bliek wat de Funtes of de vijfde plas Daar roeiden we in het morgenuur zo vreselijk, vreselijk jong Erg dartel scheen dan de hele natuur en de tjiftjaf de rietzanger zong
Mijn vriend, mijn vriend 't was mooi 't was mooi in het begin 't Was mooi 't was mooi 't was prachtig mooi en het hield beloftes in
En achter een rietkraag was het luw met zachtjes een reuzend geluid We verstoorden al pratend de stilte zo ruw en rolden de snoeren dan uit De meisjes die waren mooi maar ver, we kwamen er niet aan te pas Zo spraken wij en visten er op de Funtes of de vijfde plas
Mijn vriend, mijn vriend 't was mooi 't was mooi in het begin 't Was mooi 't was mooi 't was prachtig mooi en het hield beloftes in
We spraken van liefde in het riet met spijt en eindeloos geduld Van onze frustraties en ons verdriet, kregen de meisjes de schuld We hoorden geen storm, geen karkiet, de meisjes daar ging eht ons om Brazem, zelfs riet, voorns vingen we niet, nooit boog ons topeindje krom
Mijn vriend, mijn vriend 't was mooi 't was mooi in het begin 't Was mooi 't was mooi 't was prachtig mooi en het hield beloftes in
We sloegen geen acht op dobber en snoer, we kletsten aan een stuk maar door Wat leken we met ons geouwehoer op de kikkers die kwaakten in koor Maar vissen vissen doen we nooit meer, onze visdagen die zijn nu vergald Nooit keren die mooie dagen weer, de roeiboot die heb je gestald
Je trouwde mijn vriend, bedrog verrad dat doe je een visvriend niet aan Want de meisjes waar dit gesprek over gaat Daar blijft toch een visser vandaan Ach viste je vriend nog eenmaal met mij god geven vriend dat je komt Dan vingen we brazem voorn en blij ons gesprek is voor altijd verstompt