Reeds als zo'n klein heerschap Was ik al een smeerlap Ik zei telkens poep en zo Liep de straat op met de po Telkens sloegen pa en ma Spock en Trimbos erop na Maar ik bleef een grote viezerd
Nauwelijks nog een puber Werd ik al luguber Riep ik plotseling: Past erop Tilde ik alle rokken op Moest ik naar een pater toe Bij wie ik prompt hetzelfde doe Noemde ze me okke, eh, rokkenjager
Later deed ik zonden In Parijs en Londen 's Avonds in de metero Werd ik veel te hetero Vrouwen, dat was geen probleem Ik had verdomd een kaartsysteem Hoef ik verder niets te zeggen
Onlangs zegt mijn kleinzoon Echt op zo'n venijntoon "Opa, vindt u dat nou fijn Altijd het goede voorbeeld zijn Nooit een avontuur gehad Wat een preutse tijd was dat"
Ik kan hem toch moeilijk zeggen Die man heeft gelijk. Als je vroeger een moeilijkheid had zeiden ze: Vooruit naar de pastoor; Vooruit, naar de dominee. Als je tegenwoordig een moeilijkheid hebt zeggen ze: Vooruit naar de apotheek Ik geef deze zielzorg nog vijfentwintig jaar, dan is hij helemaal farmaceutisch
Nou ja, zo erg is het met ons nog niet. Als wij ooit een pilletje innemen, is het hoogstens iets tegen de hoofdpijn of tegen de zenuwen. We zijn nu eenmaal zenuwlijders. Maar dat zijn we altijd geweest, hoor, laat u niets wijs maken Vroeger allemaal bedaarde mensen en tegenwoordig allemaal zenuwlijders, dat is niet waar Hebt u ze wel eens zien lopen op die oude films
En neem de cabaretliedjes van vroeger. Ooit zong Louis Davids over zijn kleine man: Een hongerlijder, zenuwlijder van een kleine man Toen had je dus net zo goed zenuwlijders. Het waren andere dan tegenwoordig Toen was dus nog de kleine man de zenuwlijder. Ieder op zijn beurt