"Van wie is die bal? Van jou? Hoe heet je? En hoe oud ben jij? Vier En vertel-es: wat wil jij nou worden? Vijf? Ja, dat is logisch En hoe kom je aan dat snoepje? Gekregen? Van wie? Van een meneer En hoe heet die meneer? O, dat weet je niet
Snoepies aannemen van een vreemde meneer. Dat was een van de dingen waar wij vroeger bang voor waren op straat. Nou, er was op straat - als kind - wel het een en ander om bang voor te zijn. Vreemde jongetjes die je achterna zaten. En hondjes. Zo'n klein hondje, liep ik iedere dag een heel blokkie voor om. Jij ook? Troost je maar. Als je later groot bent, hoef je voor al die dingen nooit meer bang te zijn."
Je hoeft niet bang meer te zijn Voor het onweer En niet meer bang te zijn Voor een hond En dat jongetjes van de buren Gooit je nooit meer op de grond Je hoeft niet bang meer te zijn Voor je vader Donkere zolders zijn niet meer eng Niet meer bang ook voor de agenten En je moeder? Nooit meer streng
refrain: Nooit meer bang zijn Want je jeugd is dan voorbij Kom die woestijn uit Dat land van de angst uit Kom bij de mensen Kom maar bij mij
Je hoeft niet meer bang te zijn Voor het water En niet bang meer te zijn Voor 't behang Want die figuren en die gedrochten Die zijn niet echt, hoor Wees maar niet bang Je hoeft niet meer bang te zijn Voor de meester Om die vetvlek voor op je schrift Of die man waarvan ze vertelden Hij deelde snoep uit Vol met vergif
refrain
Je hoeft niet bang meer te zijn Dat ze het merken Dat je thuiskwam Zonder je pet En niet bang meer Dat je gaat blozen En niet bang In je donkere bed
En niet bang meer Voor slechte rapporten En niet bang meer Dat ze je slaan Of dat ze je pesten Straks op het schoolplein Want als je groot bent Kun je ze aan
Nooit meer bang zijn Was het maar waar Waren grote mensen Nooit ergens bang voor Zelfs niet bang voor Bang voor elkaar Bang voor elkaar