Ik weet in de polder een huisje te staan Verborgen door bloemen en struiken Een slootje ervoor met een stoepje eraan En vensters met rood-witte luiken Daar ga ik elk jaar met vakantie naar toe Ik voer daar de kippen en melk er de koe Ik maai en ik zaai er zo'n beetje En zoen in het klompenhok Greetje Greetje wat ben je toch mooi
refrain: Kleine Greetje uit de polder Kind van 't lage land Blond van haar en blauw van ogen Geef mij toch je hand Kleine Greetje uit de polder Zeg me nu eens gauw Als het koren rijp is Word je dan m'n vrouw
Want Greetje heeft mij al haar hartje beloofd Maar eerst moest de tarwe gemaaid zijn Toen vroeg ik haar weer maar ze schudde haar hoofd Nu moest eerst de rogge gezaaid zijn Toen had ze geen tijd want toen werd er gehooid Toen moesten zonodig de piepers gerooid Een koe werd mama dus had Greetje Geen tijd om te trouwen dat weet je Greetje wat ben je toch mooi
refrain
'k Werd boos, kwaad en nijdig en ging naar haar toe En zou haar eens duid'lijk bevelen Dat hooien noch 't rooien noch 't lot van de koe Mij langer een ziertje kon schelen Ik kwam bij het slootje met stoepje eraan En bleef op de brug vol verbijstering staan Ik mocht er niet binnen want weetje Er was mond- en klauwzweer bij Greetje Greetje wat ben je toch mooi
Kleine Greetje uit de polder Zeg me nu eens gauw Als het koren rijp is Word je dan m'n vrouw